Stervensfase en nazorg

De stervensfase is de laatste fase van palliatieve zorg en omvat de laatste dagen (tot zeven dagen) van het leven. Er is dan sprake van een onomkeerbaar fysiologisch proces dat in gang is gezet, waardoor het overlijdenaanstaande is.

 

Na overlijden hebben veel nabestaanden behoefte aan nazorg. Nazorg is een onderdeel van rouw en verlies begeleiding en omvat de zorg en begeleiding die, in het kader van palliatieve zorg, door de betrokken zorgverleners geboden wordt aan nabestaanden van de overleden patiënt.

Stervensfase

Zorg voor de patiënt in de stervensfase is intensieve zorg. Essentieel hierbij is het tijdig herkenning en erkenning van het naderend sterven van de patiënt door de zorgverleners en goede communicatie hierover met patiënt en naasten. Aandacht voor de waarden en wensen van de patiënt, een plan voor goede symptoombestrijding gedurende deze fase en aandacht voor zorg direct na het overlijden, verminderen angst en brengen rust voor alle betrokkenen.

 

Heb aandacht voor de draagkracht en draaglast van de patiënt, maar  vooral ook van de naasten. Al eerder in de palliatieve fase (ongeveer 3 maanden voor overlijden), maar zeker ook in de stervensfase is het mogelijk om vrijwilligers van de Vrijwilligers Palliatieve Terminale Thuiszorg (VPTZ) in te zetten. Deze vrijwilligers zijn geschoold en bieden patiënt en naasten praktische hulp, aandacht, een luisterend oor.

Te veel om hier te bespreken, maar in het Kwaliteitskader palliatieve zorg Nederland (Domein 7) staan de criteria voor goede begeleiding en ondersteuning van patiënt en naasten tijdens de stervensfase.

 

Nazorg

Bied na het overlijden van de patiënt nazorg aan de nabestaanden. Speel hierbij in op wat familie en naasten nodig hebben op praktisch, psychosociaal en spiritueel gebied om de periode van rouw en verliesverwerking goed te kunnen doorlopen.

Plan na ongeveer 6-8 weken na overlijden van de patiënt een nazorggesprek met de nabestaanden. Adviezen voor het nazorggesprek met nabestaanden:

  • Luister vooral goed en kom niet met oplossingen aan
  • Geef aan dat de nabestaanden bij vragen altijd contact kunnen opnemen
  • Respecteer en normaliseer tegenstrijdige emoties die nabestaanden kunnen ervaren
  • Verwijs bij aanwijzingen voor gecompliceerde of verstoorde rouw. Denk aan een gecompliceerd of verstoord rouwgedrag als na ongeveer een jaar bij nabestaanden sprake is van:
    • ontwikkeling van lichamelijke klachten, en/of
    • blijvende somberheid/depressie, en/of
    • ontkennen of weigeren te accepteren dat degene is overleden

Rouw

Rouw is het geheel van fysieke, emotionele, cognitieve, spirituele, existentiële en gedragsmatige reacties die optreden rondom het naderend overlijden of na het verlies van een dierbaar persoon. Vaak ervaren zowel de patiënt als zijn naasten al gevoelens van rouw tijdens het ziekteproces. Het betreft dan rouw om verlies van gezondheid en functionele autonomie en om anticipatoire rouw over het naderend overlijden.

 

Nabestaanden weten veelal niet welke (acute) reacties kunnen volgen op het verlies van een dierbare. Vanuit de eigen (culturele) achtergrond bestaan verwachtingen en opvattingen over hoe men zich zou moeten gedragen of wat men zou moeten voelen en hoelang dit rouwproces ongeveer in beslag mag nemen. Dit proces is echter voor iedereen anders en rouw kan verschillende duur en vormen aannemen.

Er zijn 3 gouden lessen over rouwbegeleiding voor zorgverleners in de palliatieve zorg:

  1. Bied ruim de gelegenheid om over gevoelens over het (aanstaande) verlies te vertellen. Stel vragen, juist ook over ‘onredelijke’ gevoelens als boosheid of forse schuldgevoelens richting degene die gaat sterven. Zo geef je te kennen dat die gevoelens er kunnen en mogen zijn. Je geeft ‘toestemming’ dat zoiets kan én mag
  2. In de westerse cultuur is rouwen vaak een privéaangelegenheid. Daardoor weten veel mensen niet van de bonte variëteit aan emoties na een overlijden. Nabestaanden vragen zich af of ze niet gek worden, zo onverwacht, heftig en vaak tegenstrijdig zijn hun gevoelens. Maar iets is niet snel ‘gek’
  3. Stimuleer nabestaanden hun sociale netwerk te activeren. Wie zijn belangrijk, met wie heeft iemand veel contact en waaruit bestaat dit dan? En ook: wie reageert na het overlijden vanuit de omgeving anders dan verwacht? Mensen kunnen na enige tijd beter juist wél naar verjaardagen gaan, bijvoorbeeld, in plaats van te wachten tot anderen hulp aanbieden

Waar nodig of gewenst is specialistische professionele begeleiding beschikbaar.

Evaluatie van de zorg

Breng na het overlijden alle betrokken zorgverleners op de hoogte van het overlijden  van de patiënt. Denk daarbij ook aan de betrokken zorgverleners buiten de eigen zorgsetting.

 

 

Evalueer op dat moment of op een later tijdstip of de zorg adequaat is geweest en wat beter of anders had gekund. Bespreek dan ook wie de nabestaanden uitnodigt voor een nazorggesprek.

Zorg voor de zorgenden

De laatste jaren is ook meer aandacht ontstaan voor verlies en rouw bij zorgverleners na het overlijden van een patiënt. Rouw van zorgverleners manifesteert zich anders dan die van familieleden en wordt maatschappelijk minder herkend en erkend.

 

Herhaald verlies van patiënten kan een factor zijn in de ontwikkeling van bijvoorbeeld overbelasting, empathie-vermoeidheid en burn-out bij zorgverleners. Om die reden vraagt dit om aandacht; dit kan tijdens de dagelijkse  overdracht, tijdens (t)MDO’s of (meer structureel) door middel van intervisie of supervisie.

Hulpmiddelen

Informatiefolder voor naasten over rouw

Hoe gaat het verder als mijn familielid is overleden? Het LUMC heeft voor nabestaanden een brochure ontwikkeld over het rouwproces. Bekijk folder voor naasten over rouw
  Coördinatie en continuïteit